Daar gaan we. Eerst een rondje rustig aan en daarna de echte start. KNAL! Gelijk komen er van twee kanten grote sterke mannen op mij af. En wat ik als bange amateur uiteraard doe: ik schrik en hou in. En ja hoor, ik bungel gelijk achteraan. Ik vind het spannend. Daar is de tweede bocht. De hooibaal waarschuwt me: deze is scherper. Ik heb moeite met ademen, met slikken. BAM, daar gaan ze. Zonder mij. Gelost voordat het eerste rondje gedaan is. Begint hier mijn ronde van schaamte? Okee, ik had niet verwacht te winnen van deze mannen, maar dat ik er al zo snel af zou liggen is weer het andere uiterste!

Cijfers: 25.70 km / 33 hoogtemeters / 49:18 (inclusief opwarmronde)

Ze noemen dit ‘fun’ ‘Jezelf meten met vrienden en familie’ zeggen ze. Het voelt op dit moment als klinkklare onzin. Wat mij betreft nemen ze het bijna té serieus.

Het duurt een ronde voor ik me kan herpakken. Ik kom in een ritme, kan weer een beetje ademen, en krijg weer oog voor de omgeving. Ik probeer het te gaan zien als een goede training. Ik, in mijn eentje continu op kop, met de wind als extra element. Goed bochten oefenen zonder rekening te hoeven houden met ander verkeer…

Plots doemt een man op in de verte. Hij rijdt alleen en ik kom dichterbij. Ik passeer hem. Hij haakt aan. Hij laat mij -vooral op de stukken in de wind- het werk doen. Het kan me werkelijk niks schelen. Want al een aantal ronden herken ik op vaste plekken mensen die mij aanmoedigen. Ik fiets van opsteker naar opsteker.

Ik hoor dat we al over de helft zijn en nog ‘maar’ 20 minuten moeten. Wanneer gaan er mensen afvallen?

Op een gegeven moment word ik ingehaald door de auto en kopgroep. Moet ik er af nu ik gelapt ben? Ik mag nog steeds doorfietsen.

Het voelt dubbel. Ik ben aan het afzien. Ik kan niet harder. Eigenlijk kan ik helemaal niet meer. Maar ik wil ook niet stoppen. En ik kan niet stoppen met lachen, want ondanks het afzien ben ik aan het genieten. Zoveel lieve mensen langs de kant!

Volgens mij zie ik daar Dale staan. Huh? Waarom? Doorfietsen moet hij! Doorfietsen moeten wij! Maar als ik dichterbij kom zie ik hem vaart maken. Hij heeft op mij gewacht!

Hij zegt dat ‘ie niet meer kan, maar hij fietst nog altijd sneller dan ik. Samen fietsen we de race uit. Samen over de finish. Samen zijn we dit aangegaan, en ik ben er blij mee dat we dit hebben doorgezet.