Op de fiets naar de Eifel.
Afgelopen jaar zijn wij voor het eerst in de Eifel gaan fietsen. Dat is goed bevallen. Zodanig goed, dat we dat graag weer zouden doen. In verband met werk is het dit jaar echter lastiger om een langere periode vrij te nemen. Geen probleem, dan gaan we toch gewoon wat korter?

Een geschikt hotel is snel gevonden. Het plannen kan beginnen. Aangezien we maar twee nachten gaan hoeven we niet veel bagage mee te nemen. Wat als we de auto eens laten staan, en gewoon op de fiets gaan? Vanuit Amersfoort is dat wellicht wat veel van het goede, maar ik herinner me een bericht op Racefietsblog.nl waarin ze van Valkenburg naar Hellenthal rijden. Dat lijkt me wel wat! Dan nemen we gewoon de trein naar Maastricht om vanuit daar te gaan fietsen. Cool.
Goed, we reizen light, maar alsnog moeten we natuurlijk wel iets meer mee dan op een normaal ritje. Een extra setje fietskleding, een setje normale kleding, een paar schoenen, toiletspullen, opladers – het tikt al snel aan. We kopen daarom een set backloaders van Topeak, één van 6 liter en één van 15 liter. Kirsten doet er nog een Topeak top tube bag bij. Ik kleed de fiets verder aan met een frametas van Vaude en een stuurtasje van Rapha, welke we beiden nog hadden liggen.
De dag voor vertrek check ik voor de zekerheid de dienstregeling van de NS. Er gaan geen treinen tussen Roermond en Sittard. Met de fiets in een vervangende NS bus gaat hem natuurlijk niet worden. Ik gooi de route om. We starten in Roermond.
De volgende ochtend staan we strak om zeven uur klaar op station Amersfoort Centraal. Ondanks de geldende restricties en beperkingen gaat de reis eigenlijk heel voorspoedig. Voordat we het weten staan we in Roermond. We drinken vlug een kop koffie en gaan op pad. Het avontuur kan beginnen!

Het begin van de route is relatief vlak. Aan de ene kant wel prettig, zo kunnen we immers lekker een beetje warm draaien en wennen aan de bagage, met name de Arschrakete. Toch is het ook ietwat beangstigend om te weten dat het zwaartepunt in de staart zit, zeker met die vuile gravelklimmetjes van de Eifel in het achterhoofd. Enfin. Al vrij snel zitten we in Duitsland. Het voelt gelijk als vakantie, niet in de minste plaats door het heerlijke zonnetje. Eerlijk is eerlijk, de dorpjes die we kruisen zijn misschien niet allemaal even inspirerend, maar het is voor ons hoe dan ook onbekend terrein. Gravel en asfalt wisselen zich in prettige verhouding af, en we genieten met volle teugen.
Maar dan horen we plots een sissend geluid. De achterband van Kirsten loopt in rap tempo leeg en we vinden een enorme spijker. Snel gooien we er een nieuw binnenbandje in. We rijden verder, maar krap een kilometer verderop loopt de band weer leeg en vinden we een tweede spijker, doch een iets kleinere dan voorheen. HOE DAN? We zijn nu door onze voorraad bandjes heen, en dat is geen prettig gevoel. Gelukkig zijn we dicht bij Jülich, waar Google Maps me leert dat er meerdere fietsenmakers zijn. De eerste is met Urlaub, maar bij de tweede (Toms Bike Center, vriendelijke lui!) vinden we wat we nodig hebben. Gelukkig.

De omgeving begint nu heuvelachtiger te worden. De temperatuur is bovendien opgelopen, en langzaam krijg ik het wat zwaarder. Om op te laden besluiten we daarom wat te gaan eten in Stolberg, een stadje met een prachtig historisch centrum. Met twee radler en een pizza achter de kiezen fietsen we verder, met als volgende ijkpunt Monschau.
Monschau is een drama. Het is weliswaar beeldschoon, maar het is ook zaterdag , prachtig weer, vakantieperiode en dus extreem druk. Daar komt nog eens bij dat we er uit moeten via de Oberer Mühlenberg – Kierberg, waar de percentages volgens Komoot tot boven de 25% gaan. Over kasseien. Mij lukt het niet. Niet met deze bepakking, niet met dit weer, niet met deze kilometers in de benen. Ik stap van de fiets en strompel omhoog.

Het is nu nog zo’n 20 kilometer. Ik voel me echter totaal niet prettig meer. Mijn kuiten lijken een eigen leven te gaan leiden. Ik heb dorst, maar het water wat ik drink neem ik niet goed op. Kirsten lijkt lekker te gaan. Ik echter kan bijna niet meer, en moet om de zoveel kilometer stoppen. Ik geef over. Het is alleen maar water. Weer een paar kilometer. We zijn dieper in de bossen. Nog een stop. Een kabbelend beekje. Mooi hier zeg! Ik geef nog een keer over. Kan de route iets korter? We hebben geen verbinding, telefonie laat staan internet. We zijn er bijna, bíjna. Hortend en stotend volbrengen we de laatste kilometers. Daar is het hotel. We hebben het gehaald. We zijn er.
Na een warme douche duurt het nog even voordat ik me weer enigszins acceptabel voel. Ik heb het koud. Als we op het terras zitten stroomt er langzaam wat leven terug en het lukt zowaar om goed te eten – al zie ik er volgens Kirsten bijzonder slecht uit (zie onderstaand). Nu vroeg naar bed – en dan morgenochtend wellicht een keertje extra omdraaien voordat we weer op pad gaan…

Achteraf heb ik duidelijk slecht gedronken. Te weinig, en bovendien -tegen het advies van Kirsten in- alleen maar water in plaats van een isotone sportdrank. De combinatie met de temperatuur, hoogtemeters en bepakking hebben me de das omgedaan. Ik schrijf hier over omdat ik het belangrijk vind om te benoemen dat het niet altijd fijn en lekker gaat. Soms gaat het fout en doet het pijn. Omdat het gewoon niet wil, door een foute beslissing, of door pure dommigheid. Het hoort er bij.
Volgende keer beter.
Morgen beter.